29 jul 2010

Convoi Exceptionelle / Gewoon_weg.

Tijdens mijn aankomst, nu al drie weken terug, vertelde Jeannine dat ze, net als vorig jaar, aan de weg gewerkt heeft. Het verschil met vorig jaar was wel dat het hier ging over een volledige weg, terwijl het vorig jaar maar een kort stuk was. Niet alleen de schaal van de werken was groter, ook de impact op het dorp en verdere omgeving was nu groter. 26 juli 2010 kon ik dit alles met eigen ogen zien en welke impact dit project op de dorpsgemeenschap had en nog heeft…

…Twee weken voor de eigenlijke werken, moest ik in opdracht van Jeannine al een eerste, lastige, karwei uitvoeren: Amerikaanse dollars omwisselen in Gourdes (nationale munt-eenheid van Haïti) in de bank. Op zich lijkt het bizar dat ik dit een ‘lastig’ werk noem. Waarom is dit lastig? Wel, omdat naar de bank gaan in Haïti steeds gepaard gaat wachten, lang wachten! Dat plus het feit dat de bank het dichtste bij Akil Samdi op 1 à 1,5 uur rijden ligt! Wanneer we voor TSL naar de bank moeten, worden we gelukkig steeds geholpen door Tika, de onderdirecteur. Toch is ook hij geen garantie op een efficiënte en snelle service. Toen ik de som van 2000,00 US$ wou omwisselen, las ik maar al te duidelijk op zijn gezicht af dat dit wel even kon duren. Na goed en wel drie kwartier werd ik geroepen om het Haitiaanse geld in ontvangst te nemen. ‘Weer even lastig doen,’ dacht ik toen ik de briefjes zag. “Juffrouw,” begon ik tegen de bankbediende, “kan je deze grote briefjes van 1000 Gourde (ongeveer 20 EUR) niet in kleinere briefjes geven a.u.b.? Het is om lonen voor Haitianen in een project uit te betalen en dat doen we graag met gepaste munt.”. Gelukkig kon ik de grote briefjes omruilen, want zo’n groot geld, kunnen de mensen in het dorp nauwelijks verhandelen. Dit is een van de economische problemen in onze streek (het noordoosten): de mensen hebben klein geld nodig, maar dat wordt slecht behandeld (gescheurd, zwart van de houtskool,…) Dus dat moet met regelmaat uit de omloop gehaald worden voor vernietiging en daardoor blijven enkel de grotere briefjes over, maar in de afgelegen regio’s kan niemand deze wisselen voor kleinere briefjes. Een vicieuze cirkel dus, één van de vele! Maar goed, het geld lag klaar voor de werken…

…Maandagmorgend 26 juli verzamelde zich een massa mensen, vrouwen en mannen, voor de poort van het project en tussen 4 vrachtwagens. Er waren mensen die op voorhand door ons al gevraagd waren om te komen werken, maar er waren ook mensen die niet op de werklijst stonden en hun kans waagden voor werk. Eerst werden de mannen met de voorhamers en de vrouwen die op de lijst stonden apart gezet, om de aanwezigheden efficiënter op te kunnen nemen. De mensen die hun kans waagden, moesten wat verder wachten totdat het afroepen van de ‘gelijsten’, afgelopen was. Ondertussen begonnen er verschillende zaken voor de poort van TSL te verschijnen: motortaxi’s, een klein restaurantje (wat wij daaronder verstaan in Haïti natuurlijk), verkoopsters van drank en snacks, nieuwsgierige kinderen, enz. Kort daarop een eerste typische probleem bij dit soort grote werken. Bij het afroepen van de namen ging af en toe iemand al naar de vrachtwagen zonder dat haar naam afgeroepen was. Ook waren er mensen die bij het horen van hun naam niet met ‘present’ reageerden, maar wel naar de vrachtwagen liepen, of gewoon bleven staan. “Iedereen terug uit de vrachtwagen, we beginnen opnieuw!” riep een gezagvoerende Jeannine. Haar beslissing bleek uit verschillende factoren te bestaan, waarvan de hierboven beschreven situatie één was. Verder bleek dat, ondanks het feit dat we dit meerdere keren gevraagd en uitgelegd hadden, niet alle mensen op de juiste plaats stonden. Zo stonden er mensen die op de lijst stonden bij de mensen die nog niet opgelijst waren en vise versa. Uiteindelijk werd ook dit euvel, met de nodige drukte en moeite, verholpen. Al snel drong een volgend probleem zich op: de mensen die nog niet zeker waren van een job die dag, begonnen steeds meer en meer naar voren te drummen en maakten daarbij enorm veel kabaal, waardoor het afroepen van de namen niet vlot meer kon verlopen. “En als het nu niet stil genoeg en ordentelijk kan krijgt niemand hier nog werk!”, riep Jeannine en alles werd terug kalm. De aanwezigheden konden verder in alle rust opgenomen worden en al snel zaten de ‘opgelijsten’ op de vrachtwagen…

…Eenmaal dit gedaan konden we ons over de anderen ontfermen. Jeannine had de nacht ervoor een kaartje afgeprint, dat dienst deed als betaalkaart voor het loon achteraf. Tijdens het uitdelen van deze kaarten brak er een ware massahysterie uit, alsof men plots een paar miljoen dollar aan het uitdelen was. Om het trekken en duwen te beperken werden de vrouwen ordentelijk op twee rijen achter de poort binnen het projectterrein geplaatst. zo zou het tellen veel vlotter en eenvoudiger gaan, zonder geduw en getrek om zo’n kaartje te bemachtigen. Het tellen was ook belangrijk om de vrachtwagens niet te overladen. Alle vrouwen hadden werk! Net daarvoor gaf één van de mannen, die nog steeds voor de poort stonden te wachten, de opmerking: “Zie die vrouwen daar nu eens staan, precies gevangen.”. Me zeer goed bewust van het verwijt, gaf ik deze man, al grappende, volgende repliek: “Neen meneer, die vrouwen daar geven juist het goede voorbeeld aan de mannen!”. Algemeen gelach en een kleine bom ontmanteld… vooral omdat ze ook in de rij mochten gaan staan en ook werk kregen. “Vandaag krijgt iedereen een beurt”, zei Jeannine, “al was het in onze eigen tuin!”

…Kort daarop vertrok de colonne. Ik ging met de fiets achterna en dacht bij het zien van die vier vrachtwagens:’In België zou elke vrachtwagen een plaat met convoi exceptionelle gedragen hebben.’. Op de weg naar Pewalt (de weg die we verder onder handen zouden nemen), pikten we de nodige ‘wòch ravèt’ (lavasteen) op. Tot vorig jaar lagen die stenen er maar, tussen de akkers en in de savanne. Sinds TSL ze gebruikt om de weg te bewerken, zie je iedereen rond het dorp hoopjes lavasteen voor hun huis verzamelen, in de hoop dat TSL ze zal opkopen voor de heraanleg. Letterlijk een hoopje hoop dus, en hoop doet leven, zo blijkt, want waar vroeger open vlakten waren, zie je nu hopen stenen als muggenbeten op een gave huid verschijnen. De vrachtwagens houden halt en de mensen achteraan springen uit de laadbakken. Vol enthousiasme beginnen ze een steen op te rapen om die daarna naar de vrachtwagen te verplaatsten. “Mensen, wacht eens even.” roep ik. “Zo zijn jullie nog voor je de tweede keer gaat opladen doodmoe. Zouden we niet beter een menselijke ketting maken?” “Ja maar,” begon een van de vrouwen, “sommige stenen zijn zeer zwaar en moeilijk om omhoog te hijsen en in de vrachtwagen te gooien.”. Deze terechte opmerking losten we op door aan de uiteinden van de menselijke ketting een man te plaatsten. Op deze manier zouden ze op een vlot tempo kunnen opladen, zonder gevaar voor vallende stenen of vermoeidheid. Eenmaal de vrachtwagens volgeladen, kon de ‘convoi exceptionelle’ haar weg verder zetten, met een jonge blanke krullenbol erachteraan fietsende…

…Eenmaal in Pewalt aangekomen, werden de stenen gelost. Daarna schoten de mannen met de voorhamers in actie, want sommige stenen zijn te groot en zouden alsnog voor een onberijdbare weg zorgen. Eens de stenen op de juiste grootte, zouden de vrachtwagens, auto’s en motortaxi’s die later wel vast in de grond rijden. Daarna terug op weg om een volgende lading stenen. Ook ik terug mijn fiets op, de vrachtwagens achterna. Eenmaal daar reed ook Jeannine ons voorbij en stapte uit. Aangenaam verrast van het doorzettingsvermogen en het harde werk dat de vrouwen tot dan toe verricht hadden, zei Jeannine:’ Als we de vrachtwagens een derde keer om stenen kunnen laten rijden, verdubbel ik het loon. Deze bonus deed de vrouwen spontaan tot zingen uitbarsten, zoals Haitianen dit doen als ze met velen op een akker werken…

…Nu het financiële luik toch even aangehaald werd, wil ik graag het belang van dit project verduidelijken:

1. Voor levensmiddelen e.d. moet Jeannine sowieso elke week via Wanament (Haïti) de grens over naar Dajabon (Dominicaanse Republiek). Op slechte weg en met slecht weer kan dit al snel 1,5 tot 2 uur kunnen duren en tijdens het echte regenseizoen gebeurt het vaak dat het dorp Akil helemaal geïsoleerd geraakt. Met deze nieuwe weg zou de reisweg van Akil naar de geasfalteerde weg richting Wanament op 40 minuten geklaard kunnen worden. Daar komt nog bij dat TSL vaak zieken, geblesseerden, enz. naar het ziekenhuis in Wanament, Fò Libète of Kap Ayisyen wegvoert. Door de drastische verkorting van de reisweg kan deze weg het verschil maken tussen leven of dood!

2. Dat de reisweg sneller is zorgt op zich ook weer voor een vlotter commercieel verkeer (openbaar vervoer en taxi’s naar de markten). Dit resulteert op zich weer in meer inkomsten, want er zouden nu op sommige marktdagen wel eens meerdere heen-en weer reizen gemaakt kunnen worden!

3. Omdat dit niet de eerste keer is dat er aan deze weg gewerkt werd, werden al heel wat salarissen uitbetaald. Met deze gelden konden reeds, al dan niet jarenlange, schulden binnen en buiten het dorp betaald worden. Zo konden kleine commercanten grotere winsten boeken met hun zaakje, afbetalende huiseigenaars konden nu opgelucht adem halen omdat het huis eindelijk afbetaald was, bouwende mensen konden hun bouwkosten hiermee wat bijbetalen, ouders die om financiële redenen twijfelden of ze hun kind wel naar school zouden sturen hadden nu iets meer mogelijkheden om hun kinderen daar naartoe te sturen, enz.

4. De rotsen, nodig voor de weg, werden zoals eerder al vermeld door mensen verzameld. Deze rotsen werden aangekocht voor een zeer mooi bedrag, een graag meegenomen bron van inkomsten…

…In dit project werd reeds meer dan 30.000,00 EUR. geïnvesteerd! Donorgeld uit België is omgezet in een duurzame weg… een brokje maatschappijopbouw… een economische up-grade voor het dorp… Ik ben er gewoon “weg” van!

Kelvin, Pewalt, 28 juli 2010

27 jul 2010

I will survive (foto's)

I will survive...

Op 21 juli vierde België haar nationale feestdag. Niet dat het er iets toe doet in Haïti, maar je hebt op zo’n dag toch nog steeds de herinnering van toen je klein was: het militaire defilé, de toespraak, de feestelijkheid die er mee gepaard gaat. Hier in Port-au-Prince is er allesbehalve reden om te feesten…

…Ik was zeer vroeg wakker die dag, om welgekende redenen (zie vorig blogbericht). Toen we op vertrekken stonden kwam een zenuwachtige en licht geïrriteerde Jeannine ons tegemoet. Al snel werd duidelijk waarom: “Er wordt morgen gestaakt. Het kan er hard aan toegaan. Ik wil geen risico’s nemen, we zullen vandaag enkel de belangrijkste zaken afwerken en bespreken. Mijn besluit staat vast, vanmiddag nog vertrekken we terug naar Akil”. Ik dacht bij mezelf:’ Ja jongens, we zijn de stad nog niet binnen of er zijn al problemen te bemerken. Dit kan alleen maar betekenen dat het in de stad zelf ondoenbaar moet zijn…

…Als eerste stond er een bezoek aan een tentenkamp op het programma. Daar zouden we een pakket afgeven aan een familie, een geschenk van de adoptiemoeder van één van de zusjes in België. Op weg naar het kamp kon ik mijn ogen haast niet geloven: overal in de stad tentenkampen en op verschillende plaatsten stonden mensen in rijen van tientallen meters lang op voedsel te wachten. We reden langs Sité Solèy, de beroemdste en beruchtste sloppenwijk van Haïti. “Vreemd toch,” dacht ik, “Dat juist hier grote voedselbedelingen gedaan worden en er hier grote tentenkampen staan. De aardbeving heeft hier nauwelijks schade aangericht.”…

…We kwamen op onze bestemming aan. We stonden voor een fabriekspoort. Eerst even overleggen met de bewakers, dan mochten we erin. We gingen de poort door en kwamen uit op groot, open plein. Daarachter zagen we, zeer ongestructureerd, het begin van het tentenkamp. Pontien, een medewerker van TSL in de hoofdstad, zou de familie die we zochten voor ons opzoeken. Hij gaf het teken dat we hem moesten volgen. Wat daarop volgde zal ik nooit vergeten…

…Vanop een afstand bekeken zag dit kamp er nog aanvaardbaar uit, eenmaal er middenin leek het of ik in een oorlogsgebied terecht gekomen was. We stapten een smalle, modderige ‘passage’ in, en liepen een man in een jurk voorbij. Waarschijnlijk het enige stuk kleding dat hij nog had? Aanvankelijk had hij nog niet gezien dat wij voorbij kwamen, hij was dan ook druk bezig om met kleine stukjes afvalhout iets in elkaar te zetten. Een vriendelijke ‘bonjou’ deed hem even opkijken. Een getekend gezicht keek op en groette ons terug met “Bonjou blan, Komen jullie ons HIER bezoeken?!.”. Het woord ‘blan’ deed uit de andere provisorische tentjes, één voor één meerdere hoofden verschijnen. De tenten in dit kamp zijn dit woord nauwelijks waardig. Het zijn eerder een paar houten palen met een ijzeren golfplaat erop met een plastieken zeil als bescherming tegen regen, wind & zon. Vloerbedekking is er nauwelijks. Stilletjes aan raakte de passage vol met mensen. Hierdoor moesten we goed opletten waar we liepen want overal lag er slijk. Pontien, die al even voorop liep, kwam op zijn passen terug en gaf het teken dat we terug moesten. “Doordat er meer mensen bijgekomen zijn, vind ik het huis van de familie niet terug. En daarbij, verderop ligt het vol slijk vermengd met uitwerpselen.”

‘Uitwerpselen, dat is wat ik hier al een tijdje ruik!’ dacht ik. We keerden ons om, en maakten aanstalten om terug te keren, wanneer een jonge man ons groette. Ik groette hem beleefd terug en gingen verder. Ondertussen was het goed druk geworden in de passage: een vrouw liep ons voorbij met een teiltje vol producten om op de markt te verkopen, mensen die in alle richtingenhun weg zochten, enz. Een kort gesprek deed ons halt houden. Ik keek even rond en zag de jonge man, die ik net nog groette, door een opening in de tent naast de zijne kijken. Kort daarop verdween zijn hand in diezelfde tent. Hij haalde één voor één stukjes baksteen uit de tent, om die mee te nemen naar de zijne.

Een groep jongen vrouwen sprak ons aan: ‘Of we niets voor hen te eten hadden’. We antwoorden hen: “Hebben jullie dan helemaal geen familie op het platteland waar jullie eten zouden kunnen krijgen door mee het land te bewerken?” “Jawel hoor,” was hun antwoord.” Verbaasd vroegen we waarom ze daar dan niet naartoe gingen i.p.v. in deze miserabele situatie te verblijven. Op het platteland is allicht voedsel, en door de extra hulp in de tuin, kan de opbrengst zelfs verhogen. Hun reactie sloeg ons met verbazing:”Daar komen we juist van terug!” Hierop verlieten we het kamp, om terug te verzamelen op het fabrieksplein. ‘Die mensen hebben dus hun zekerheid op een dagelijkse maaltijd opgezegd om hier elke dag op verschillende plaatsen om eten te bedelen?’, dacht ik verwonderd. Toch konden we niet vertrekken zonder het pakket af te geven. Na lang vragen en zoeken vonden we de familie uiteindelijk toch en konden we het pakket doorgeven. (Over het hoe en waarom van de familie Bazar, krijgen jullie in een volgend bericht meer info)…

… Tijdens onze zoektocht vroegen we aan een van de inwoners of hij de familie Bazar kende?’ Neen, daar kon hij niet op antwoorden, hij was hier zelf maar sinds gisteravond, uit een dorp in de provincie! Uit deze reactie en die van de vrouwen daarvoor, konden we afleiden dat er i.p.v. decentralisatie van de hoofdstad, terug centralisatie aan de gang was. Iedere Haitiaan ruikt het geld dat volgens hen in de hoofdstad aanwezig is. En natuurlijk wil iedereen, ook zij die niet getroffen zijn, wel een kruimel van die miljardenkoek die naar Haïti opgestuurd werd. Jammer dat er van die miljardenkoek nauwelijks een kruimel uitgedeeld is, en dat zes maanden na de beving. Vandaar dan ook de grote staking op 22 juli…

…We stapten terug in de auto. De stilte waarmee dit gebeurde stond in schril contrast met de broeierigheid van de stad. We reden verder de stad in en op de radio was heel zacht ‘I will survive’ te horen. Hierom moest ik in eerste instantie lachen, maar eenmaal we de ingestorte huizen en het ene tentenkamp na het andere passeerden, werd dit nummer wel degelijk bittere ernst…

… Om de voormiddag Port-au-Prince af te sluiten, trokken we naar hotel Orloffson. Om daar de opgedane emoties, bedenkingen en frustraties te uiten. Met Jeannine en Pontien besprak ik de huidige situatie in vergelijking met hoe zij ze kenden kort na de aardbeving. Daaruit bleek al snel dat de hoofdstad er nu erger aan toe is dan in januari zelf. De allereerste noodhulp werd dus geleverd in de vorm van dokters e.d. om mensen uit het puin te halen en wat te opereren, maar nu is er nauwelijks steun te bemerken. Wat anderzijds wel opviel was het feit dat bijna alle hotels voor één of meerdere maanden afgehuurd waren voor verschillende buitenlandse organisaties. Of die hulpverleners hun opdracht echt kunnen uitvoeren is maar de vraag natuurlijk. Blijkbaar zijn de Haitianen al zover dat ze munt slaan uit de situatie. Mensen die nog nooit van de hoofdstad gehoord hadden komen nu massaal daar naartoe om overal bij de voedselbedeling aan te schuiven. Dat wat ze over hebben verkopen ze dan op de markt. En zo zijn er nog tal van voorbeelden, te veel om op te sommen…

… Het was dan dat ik terug dacht aan dat nummer op de radio. Haitianen zijn vanuit hun situatie altijd al gedoemd geweest vindingrijk te zijn, en inderdaad, ze zullen wel ‘over-leven’, maar leven is dat niet! Vroeger noemde men Haïti ‘perle des antilles’, nu mag je gerust zeggen ‘perle du misère’.