27 aug 2010

Een doos...

Een paar weken geleden klopte een jonge vader aan op de deur van TSL. Op zich niet direct de meest spectaculaire gebeurtenis, er kloppen immers zo veel mensen aan op de deur, maar dit geval was zeer ernstig te noemen…

…De vader had al twee kinderen bij dezelfde vrouw en daar was nu nog derde bijgekomen. Het problematische bij deze familie was echter niet dit, maar het feit dat schoonmoeder van de kersverse moeder een ‘lougarou’ (een heks) is. Dat deze ‘lougarou’ voor weinig terugdeinsde was al langer geweten in het dorp. Zo kwamen we bijvoorbeeld te weten dat de ‘lougarou’ haar schoondochter regelmatig sloeg als een klein kind! Al lang voordat het derde kind geboren werd, liep de schoondochter van de ‘lougarou’ gestresseerd rond, dit omdat ze slecht behandeld werd. De zoon van de ‘lougarou’, de vader van het kind, zelf is een brave jongen. Te braaf, zo bleek, want hij laat zich naar zijn vader en moeder hangen. En dan kwam het moment dat er een derde kind ter wereld kwam. Door het getreiter van haar schoonmoeder kreeg de moeder een postnatale depressie. De andere kinderen, die er al beroerd aan toe waren, kregen nu helemaal geen aandacht meer. Het nieuwe kind kreeg geen melk en werd op suikerwater en thee gezet. Een situatie die zo zeker niet kon blijven duren…

…TSL besloot de familie te helpen maar op één voorwaarde: de hulp komt pas op gang als de vader, de depressieve moeder en de kinderen naar een ander huis verhuizen, net zoals de andere kinderen van de ‘lougarou’ al deden op veel jongere leeftijd. Natuurlijk zou TSL bijdragen in de kosten die deze ingrijpende beslissing met zich meebrachten en de man moest voor zijn vrouw en kinderen een dokter opzoeken…

…Toch een beetje curieus bezochten we de dag dat de verhuis voltooid was het nieuwe huis. We zagen daar een zwaar ondervoedde baby van ongeveer een drie maanden oud, twee andere kinderen die in een ver gevorderde staat van ondervoeding waren en een moeder die volledig van deze wereld was. Ze zat op haar bed, lees een paar opengesperde lappen, met verglaasde ogen naar haar kind te kijken. Jeannine spoorde de moeder aan om zich op een stoel te zetten en vertelde dat ze niet langer schrik moest hebben voor haar schoonmoeder, want die was niet langer inwonende bij hun thuis. De baby ging even met ons mee om melk te krijgen. Gedurende de rit naar het projectgebouw hield Veronique, één van de Haïtiaanse projectmedewerksters, het kind vast. Het kind keek heel deze rit mijn richting uit. In de ogen van het kind las ik alle miserie dat het op haar korte leven al meegemaakt had af. Met deze glazige blik wou het kind me precies duidelijk maken dat ze het vechten voor haar leven moe was. Er zou inderdaad veel voor nodig zijn om dit kind te redden van de ondervoeding. ‘Misschien kan het lukken’, dachten we. Hoe konden wij weten dat het anders zou uitdraaien…

…Goed een halve week later, een vrijdag, stonden we op vertrekken naar de grensmarkt in Dajabon (Dominicaanse Republiek). Voor we vertrokken vroegen we nog aan Veronique of het kind het goed maakte. Vero vertelde ons dat het nog leefde, maar er toch erg aan toe was. Daarop vertrokken we. Tegen 15u keerden we terug. Rustig laadden we alle inkopen uit en we maakten ons klaar voor een rustige namiddag: de bezoekers zaten in het zwembad of waren aan het lezen, ik maakte me klaar voor een rit met de moto en jeannine ging een middagdutje doen. Net op het moment dat de deur van Jeannine haar kamer dichtklapte, zag ik in de verte Veronique afkomen. Deze keer stapte ze minder fier als anders en naarmate ze naderde zag ik een serieus gezicht in plaats van een lachend, zoals anders altijd het geval was…

…’Of de madmwazèl (zo noemt men Jeannine hier) niet even kon spreken’. “Het kind is stervende…” meldde Veronque ons. Daarop maakten we ons klaar om naar de familie te rijden. Jeannine nam in het buitengaan nog één van de lege kartonnen dozen mee die we in de voormiddag nog gebruikt hadden om de boodschappen veilig de grens over te krijgen. “Raar,” dacht ik nog, “Waarom neemt ze nu die doos mee?” We kwamen aan en stapten direct het huis binnen. Bij het binnengaan zagen we direct het kind liggen, dat nog steeds op dezelfde plek lag als waar we het de eerste keer vonden een aantal dagen eerder. Eerst was er nog even de hoop dat het kind nog leefde, maar eens we dichter bij de baby kwamen, zagen we dat die er onbeweeglijk bij lag, met een vredige glimlach op haar gezicht. Een laatste reanimatie mocht niet baten en het kind werd dood verklaard. Op dat moment stuurde Jeannine een boodschapper naar de doodgravers. Ze moesten zich klaarmaken op het kerkhof om het kind binnen enkele minuten te begraven. De kartonnen doos kwam nu tevoorschijn. Nu pas begreep ik waarom Jeannine deze doos even ervoor meegracht had. Met al haar ervaring in dit land (25) wist Jeannine al voordat ze de wagen binnenstapte wat haar hier te wachten stond. Wat daarop volgde is een gebeurtenis die voor ons westerlingen zeer hard en moeilijk te begrijpen is…

…Terwijl het kind respectvol in haar kartonnen kistje gelegd werd, trok de vader zich terug in een achterkamertje om daar stil om zijn verdriet te huilen. Jeannine tekende met houtskool een kruis op de doos en om het leed van de verzamelde familie (die van de depressieve moeder) te proberen verzachten zei ze erbij: “Kijk, zo is ze al een beetje in de hemel”. Het ‘Onze Vader’ werd gebeden en daarna begaven we ons met de familie naar het kerkhof, om daar het kind ten grave te leggen. Eenmaal de grond aangestampt was, kwam de grootvader (de man van de ‘lougarou’ van het kind) aangehold. Lichtjes verontwaardigd vroeg hij hoe het kwam dat hij niet op de hoogte gebracht was en of het kind wel goed begraven was (want in Haïti durft men de beenderen of andere delen van het lichaam gebruiken in de voodoocultus). Zeer geïrriteerd om zijn vraag antwoordde Jeannine hem: “Ik heb het kind in de kist gelegd. Ik heb voorgesteld om een kort gebed op te zeggen. Ik heb het kind naar hier gebracht en ik heb het laten begraven. Als je me niet vertrouwd, dan graaf je het kind toch gewoon terug op en doe je het zelf nog eens!”. Daarop keerden we onze rug en gingen terug richting auto. De schoonfamilie klopte Jeannine bevestigend op de schouder en dankte haar voor dat mooie antwoord op de grootvader…

…Met gemengde gevoelens en een rare maag keerde ik terug naar het projectgebouw. Wat zich daarvoor op een twintigtal minuten afspeelde, begon kort daarop stilletjes tot mezelf door te dringen. Met dit kind had het in België nooit zover hoeven te komen, maar spijtig genoeg is dit een dagelijkse realiteit in Haïti. Een doos die een goed uur eerder boodschappen van winkel naar ons thuis bracht, deed nu dienst voor de reis van een klein meisje…