17 jan 2009

‘drie-daagse’

Jeannine, de projectleidster, vertrok zondagmorgen naar de hoofdstad. Dit wou dus zeggen dat ik drie dagen lang een oogje in het zeil moest houden. “Och ja,” dacht ik, “drie dagen is niet lang, en als iedereen op voorhand al weet wat hij/zij moet doen kan dat toch zo moeilijk niet zijn?!” Alles werd met Jeannine goed bekeken en besproken en vanaf zondag zou ik dan ‘tijdelijk waarnemer’ zijn. De tweede dag, maandag, was er toch eentje om kort te beschrijven. Die dag kwamen de coachen om les te geven aan de kinderen. Deze mensen moest ik eerst nog aanduiden welk kind, wat die dag zou doen. Goed alles rustig, ik heb nog een uurtje, dus ik wou me eerst nog scheren, dat staat ook weer wat frisser. En ja hoor, op het moment dat je je rustig aan het scheren bent, dan gebeurt er iets! Charline klopt op de deur en zegt dat er iets met ‘den delco’ (=dieselgenerator) scheelt. Half geschoren en half ingezeept ga ik dus kijken naar de mannen die, heftig discussiërend, naar het probleem aan het zoeken waren. Blijkbaar was er een klein stukje van de starbatterij gescheurd. Bon we roepen Jazlin erbij, die kent daar toch iets meer van, een beetje sleutelen en alles zit weer op z’n plaatst en we kunnen weer balanceren en pompen. Ondertussen zijn we weer een half uur later en aan het gelach van Elefet merk ik dat ik nog zeep op één wang heb, en me dus nog verder moet scheren. Dat doe ik, en op het moment dat ik klaar ben komen de coachen aan. “Lap, daar gaat mijn idee om goed op voorhand alles klaar te zetten”, denk ik nog wanneer ik de kinderen om hun doos met werkmappen stuur. Tja snel aanpassen en de coachen dus een voor een aan het werk zetten. Belt op dat moment toch wel Jeannine zeker om te vragen of alles goed gaat! Bon de voormiddag toch nog goed doorgekomen begint de namiddag. Daar zat zo’n beetje het grootste probleem. Dit vooral op sociaal vlak. Aangezien ik ‘tijdelijk waarnemer’ was, moest ik dus ook met momenten aanmanend spreken. Stel u voor, zo’n jonge man die die oude rotten van Haïtianen moet aanmanen e.d. Dat mensen deed in het begin erg raar. Je vraagt jezelf steeds af: “Oei, die gaan hier straks toch niet lastig doen omdat ik hen heb aangemaand”,… Dat gaf toch een soort ‘slecht-buik-gevoel’. Tegen de avond begreep ik dat de mensen van het project daar echt geen probleem rond maken en de volgende dag verliep verder erg vlot en zonder problemen. “… zo moeilijk kan dat nu toch niet zijn…”, bleek toch een gedachte die ik aanvankelijk, iets te snel door men hoofd liet gaan.

Geen opmerkingen: